De oudste sporen van bewoning zijn gevonden op een Maasterras en dateert uit de IJzertijd (250.000 jaren geleden). De huidige kennis tezamen met tal van vondsten uit later dagen geeft wel een idee, maar feitelijk valt er weinig met zekerheid over te zeggen. Algemeen geldt de delta als een uitermate gevaarlijk gebied en voor de vreemdeling volstrekt ontoegankelijk. Vaak ondoordringbaar vanwege de plantengroei, gevaarlijk door de talloze moerassen, plotselinge stijgingen van de rivieren waardoor het water ook elders onverwacht omhoog komt, de even onbetrouwbare getijde-stromingen waardoor niet duidelijk is of men zich stroomopwaarts of juist stroomafwaarts begeeft. Te midden van de begroeiing kan men niet bepalen waar men zich bevindt en waar wel enigszins sprake is van open water kan op elk moment mist het zicht geheel wegnemen. Daarbij was het in die dagen ook de gewoonste zaak wolven, lynxen en beren tegen tegen 't lijf te lopen. Bij dit alles zijn er nog de dodelijke moerrasziekten. Al met al een zeer luguber gebied. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat het bijzonder rijk aan vis en gevogelte geweest moet zijn, zodat er voedsel in overvloed was.
Toch leren stille getuigen elders, zoals de hunebedden en grafheuvels, dat de mens zich hier al zeer lang geleden had gevestigd. Hoe het geweest moet zijn, dat blijft vooral gissen. In het verre verleden zocht de mens een droge plek om zich te vestigen. In de Lage Kempen groef men greppeltjes teneinde het land enigszins af te wateren. Op de nattere delen werkt dit niet. Men zal een min of meer droge plek gezocht hebben en snel ontdekt hebben dat het water de hutten instroomde. Veel gereedschap was er evenmin, maar heuveltjes, de zogeheten terpen, wisten ze dus aan te leggen en uit te breiden, zodat er iets van de oude groenten geteeld kon worden en wat vee.
Wat doet de mens wanneer een stukje droge grond bij nader inzien toch regelmatig blank komt te staan? Wellicht kwam men op het idee een dijkje op kniehoogte aan te leggen, waardoor rondom, waar de aarde hiertoe was weggenomen, een geultje ontstond. Wanneer het water niet hoger komt en tijdig zakt zodat het niet als grondwater uit de grond omhoog komt, werkt dit wel. Ondanks de talloze keren dat de rivieren wel bijzonder stegen of met stormvloeden het water tot diep in het land omhoog gestuwd werd, kreeg de mens geleidelijk aan wel enig vat op dit gebied. Uit de geschiedenis van vele eeuwen later weten we meer. Het zeewater stond soms rond Amersfoort en 's Hertogenbosch lag vaak te midden van het water, reden waarom het een vaak onneembare vesting bleek.
De molen was een bijzondere uitvinding welke een nieuwe tijd inluidde. Met windmolens kon voor het eerst water in noemenswaardige hoeveelheden opgepompt worden. Tot dan kon men slechts proberen land dat meestal droog lag met ophoging en dijkjes het gehele jaar droog te houden. Maar nu het water uit een lager gelegen gebied naar een hoger gelegen kanaal gepompt kon worden, ontstonden de eerste polders. Het blijft een wonderlijk gezicht her en der de schepen meters boven ons hoofd uit langs te zien varen. Vanzelf is het allemaal niet gegaan. Veeleer door schade en schande wijs geworden. Maar zo zijn overal sloten en kanalen aangelegd, sluizen en nog veel meer waterwerken.
Gaandeweg met de stroom mee, zullen we er onderweg heel wat van terugvinden.